Wat kunnen we doen?

 

Ik ben de afgelopen dagen bij veel vrienden, kennissen en familieleden op bezoek geweest. Allemaal mensen die op Ford werken of hebben gewerkt. Er werd geweend, er werd gevloekt. Met één kille pennentrek werd een hele gemeenschap in een collectieve depressie gestort. Ik kon dat voelen. Meer dan 10.000 gezinnen werden zomaar, plotsklaps in een bodemloos onzekere toekomst gestort. Wat kun je dan doen? Er zijn. Luisteren. Woorden van troost spreken. Mee kwaad zijn en de hebzucht vervloeken die zelfs het lef niet heeft om een onheilsboodschap persoonlijk te komen afgeven.  Harteloos.

Ja, we zijn allemaal boos. Ja, we zijn allemaal geschrokken. Ja, we zijn allemaal ontredderd. Maar wat kunnen we nu doen? Er zijn. Luisteren. Allemaal hebben ze een ander verhaal. Allemaal verwerken ze dit drama op een andere manier. De ene zit in de put. De andere gaat strijdbaar naar het piket. Anderen zoeken troost bij vrienden en collega’s. Nu moet iedereen zijn verhaal kunnen doen. Praten helpt. Luisteren ook. Mijn schoonbroer is op zijn 19 op Ford gaan werken. Negen jaar geleden ging hij weg na de vorige herstructurering. Nu werkt hij bij een toeleverancier. “Toen stond ik iedere dag aan het piket. Maar nu weet ik het niet meer. Ik wil nooit meer in een fabriek werken. De posten, de onzekerheid. Ik heb er genoeg van. Ik ben 47 jaar. Ik heb tieners. Ik zal me wel herscholen. Boswachter of het fietsroutenetwerk onderhouden. Ik zie wel wat op me afkomt.”

De man van mijn beste vriendin zit in zak en as. Hij werkt al 20 jaar op Ford. Het ene moment is hij een depressie nabij, dan weer vol hoop en strijdlust. Maar een kwaad woord over Ford krijgt hij niet over zijn lippen. “Alles wat ik heb dank ik ook aan Ford. Mijn huis, mijn leven. Moet ik nu ineens alleen nog kwaad spreken over Ford? Ik kan dat niet.” Hij vindt troost bij zijn vrouw, die ook uit een Ford familie stamt. En bij zijn collega die besloten heeft om de tijd nuttig door te brengen en zijn keuken te verbouwen. Ze gaan het samen doen. Ze willen iets om handen hebben om dit door te spartelen.

Mijn schoonvader is in 1964 naar Genk verhuisd om de Ford fabriek mee op te starten. Hij is al 15 jaar op pensioen. Zonder Ford zou hij nooit in Genk verzeild zijn. Een paar weken geleden ben ik hem nog gaan interviewen en droomde hij van een toekomst voor de autoindustrie in Genk. En nu dit. Zijn zoon en zijn dochter dreigen nu hun werk te verliezen. “Wat blijft er nog over van Genk?” Of Yusuf, die 37 jaar geleden op Ford begon omdat hij geen stoflong wou krijgen in de mijn. Hij zal nu wel op brugpensioen kunnen. Zo’n vitale, levenslustige man, die een paar weken geleden nog volop campagne aan het voeren was voor zijn zoon. Een zoon die ingenieur is geworden maar in Eindhoven in een hoogtechnologisch bedrijf is moeten gaan werken. “Is er dan geen toekomst voor onze kinderen in Genk?”

Ferdy, de heftruckchauffeur, die Ford als zijn werk en zijn hobby zag. Hij trekt met zijn vrouw wel naar het piket. “We moeten toch iets doen. We kunnen ons toch niet zomaar naar de slachtbank laten voeren.” Dat vindt ook Alay, vakbondsafgevaardigde bij een van de toeleveranciers, die iedere dag probeerde om zijn jongens aan een vast contract te helpen. Allemaal hebben ze een ander verhaal. Allemaal verwerken ze dit drama op hun manier. De ene door in de tuin te werken. De andere door aan het piket te gaan staan met zijn strijdmakkers. De ene is in paniek. De andere ondergaat zijn lot gelaten. Nog een andere maakt al nieuwe plannen.

Wat kunnen we nu doen? Vooral de impact van dit drama niet onderschatten. Ford Genk is veel meer dan zomaar een fabriek. Ford Genk, dat zijn ook duizenden en duizenden mensen, vrienden, families. Zo voelen ze dat ook. “Wij zijn Ford”. Dat zijn collega’s, maar ook vrienden. Dat zijn strijdmakkers die zoveel mogelijk aan een zeel trekken. Dat is een familie, die nu uiteen gerukt wordt. Ford is hun fabriek. Ford is hun leven. Voor dat leven, hun fabriek, hadden ze veel over. En dat leven wordt nu van hen afgepakt. Meryame Kitir had gelijk in het parlement toen ze zei dat de Ford werknemers niets te verwijten valt. Zij werkten harder en langer als het hen gevraagd werd. Zij leverden loon in als het hen gevraagd werd. Zij bleven thuis als het hen gevraagd werd. Zij vroegen enkel werkzekerheid. Maar dat kregen ze niet.

En nu? Wat kunnen we doen? In één klap zijn we de helft van de industriële tewerkstelling in Genk kwijt. En het gaat niet alleen om de mensen die nu hun werk kwijt zijn, het gaat ook om al die jongeren die nooit op Ford zullen werken. De gemeenschap heeft veel geld aan Ford gegeven. We vroegen daar maar één ding voor terug: werkgelegenheid. Dat hebben we niet gekregen. En dus is het ook niet meer dan logisch dan dat we dat geld terug krijgen. Alle middelen moeten nu in een nieuw toekomstplan voor Limburg en Genk gestoken worden. Genk is de derde industriestad van Vlaanderen en we moeten dat blijven. We hebben hier onze industriële traditie, kennis en vaardigheid. De investeringen van de vorige jaren mogen niet verloren gaan, willen we een toekomst voor onze jongeren uitbouwen. Moet dat dezelfde industrie zijn die we hier al 50 jaar kennen? Nee, het zal iets anders moeten worden. Iets beter. Een industriële revolutie 3.0.

De afgelopen dagen ben ik door heel wat van mijn vroegere collega’s uit de creatieve sector gemaild en opgebeld om onmiddellijk te starten met een initiatief om van deze sociale ramp in Genk een nieuwe kans te maken. Zowel in Nederland als in België hebben zij organisaties en gemeenschappen begeleid om een nieuwe, succesvolle weg te kiezen. Zij willen zich nu inzetten om in Genk een nieuw hoopvol project te starten. Andere steden in heel Europa hebben gelijkaardige debacles meegemaakt. Het is maar door volledige nieuwe wegen in te slaan en heel de bevolking daarbij te betrekken dat ze erin geslaagd zijn om een nieuw project op te starten. Ik ben er zeker van dat we dat in Genk ook kunnen.

Nu al circuleren er op het internet en op de sociale media tientallen ideeën om van Genk een moderne creatieve maakstad te maken. Die krachten moeten we bundelen en stimuleren. Onmiddellijk na de aankondiging van de sluiting van Ford Genk heb ik voorgesteld om ook lokaal een ruimte te creëren waarin alle Genkse maatschappelijke partners samenwerken aan een toekomstplan voor Genk. Niet alleen de vakbonden en de werkgevers, maar ook de middenstands- en welzijnsorganisaties in Genk kunnen hier een rol in spelen. Geen enkel idee of initiatief is te klein om geen impact te kunnen hebben op onze toekomst.

Maar nu… Nu moeten we er zijn voor die grote Ford familie. Iedereen heeft zijn eigen verhaal, zijn eigen angst, zijn eigen dromen en zijn eigen plannen. Dit is een moment van grote onzekerheid en van grote wanhoop. Maar door er te zijn voor elkaar, kunnen we luisteren naar elkaar. We kunnen elkaar oppeppen en moed inspreken. We moeten solidair zijn. Nu hebben we elkaar nodig om straks sterker naar voor te treden.

Ik kom net van het piket waar onze jongeren een volkskeuken opgestart hebben.  Iedereen wil helpen op zijn of haar manier.  Op 11 november hoop ik dat heel het land naar Genk afzakt om solidariteit te tonen en te eisen.  Ik ga vooral naar naar mijn vrienden, kennissen en familieleden. Want nu zijn wij allemaal van Ford Genk.

Joke

Dit bericht werd geplaatst in Genk. Bookmark de permalink .

3 reacties op Wat kunnen we doen?

  1. g2-e97215763079b4046aeedb5b8922d74d zegt:

    Niet te lang bij de pakken blijven zitten. Luisteren en troosten is goed, maar niet te lang, doorbijten, het ijzer smeden terwijl het heet is.
    http://www.ntone.be/2012/10/26/de-toekomst-van-ford-genk/ is wat ik er van denk.

  2. jokequintens zegt:

    Ik ben het eens. Heb al zo’n 40 concrete voorstellen verzameld die ik in Genk op tafel zal leggen. Die van jou neem ik zeker ook mee. Zoals ik al zei: geen enkel initiatief is te klein om geen impact te hebben. Ik zit zelf in de wereld van innovatie en ben de eerste die gelooft dat je wél oplossingen kan vinden. Hier zullen het per definitie vele tientallen worden. Er zijn zeker kansen. Onze ruimte, onze diverse bevolking, onze ligging, onze aanwezige industriële traditie een skills. Maar dit betoog is er een van solidariteit. Luisteren en troosten is wél belangrijk. Ik heb voorgesteld om binnen de maand alle gezinnen persoonlijk te bezoeken. Ik ben aan de poort geweest, maar de meeste mensen zitten thuis en zijn nog verlamd. Zij denken aan hun kinderen, hun lening, hoe ze het allemaal gaan oplossen op micro-schaal. Daar mogen we gewoon niet aan voorbij gaan. Begrip en empathie. Dat vraag ik. Ondertussen moeten wij met zijn allen oplossingen zoeken. En vooral geen ideologische en politieke spelletjes spelen. Want ik erger me dood aan enerzijds het gebruiken van deze situatie om een rechts liberaal discours door te drukken en anderzijds aan de pure recuperatie met pvda missionarissen en vlaggen aan het piket. Dat helpt deze mensen niet. Het zet iedereen alleen maar tegen elkaar op. Terwijl we allemaal schouder aan schouder een vuist – het mag van mij ook een middenvinger zijn – naar Ford moeten maken.

  3. Stefan zegt:

    Zeker niet het warm water uitvinden. Dat zou ik niet doen. Ook niet herlaadpaaltsjesgekte.
    Niet nog eens research doen die elders als gedaan is en enkel geld kost om resultaten te produceren die minstens 4 jaar oud zijn.
    Misschien is het beter om te implementeren wat al werkt, maar waar niemand de ballen voor heeft om het op grote schaal toe te passen:
    -> http://www.ted.com/talks/shai_agassi_on_electric_cars.html
    -> http://www.betterplace.com/

Geef een reactie op g2-e97215763079b4046aeedb5b8922d74d Reactie annuleren